Karina Groot augustus 2021

Varvara Stepanova, Illustratie voor het gedicht Zigra Ar, 1918. Privé-collectie. Beeld
‘Koning van mijn mijmeringen en dromen […]’, schrijft Varvara Stepanova in haar liefdesgedichten aan haar toekomstige levenspartner Alexander Rodtsjenko, die ze leert kennen als medestudent op de kunstschool in Kazan. Haar liefdesbrieven omlijst Stepanova steevast met sierlijke bloemen en twee manen, geheel in art nouveau-stijl naar voorbeeld van de invloedrijke Engelse illustrator en schrijver Aubrey Beardsley (1872 – 1898).
Deze gracieuze wijze van dichten en verfraaien is van korte duur. Na haar kunstopleidingen – behalve in Kazan studeert Stepanova ook nog in Moskou aan het Stroganov Instituut en verschillende studio’s, waaronder die van Konstantin Joeon – verandert haar stijl volkomen.
Beeld en klank
Stepanova gaat experimenteren met ‘transrationele’ poëzie (zaum). De woorden in deze poëzie hebben geen enkele betekenis, maar zijn rijk door hun beeld en klank, zoals in Stepanova’s gedicht Fianto Chiol (1918 – 1919):
Afta iur inka
Nair przi
Taveniu lirka
Taiuz fai
O male totti
O le maiaft
Izva leiatti
Ifta liiard
Improvisatie
Naast het schrijven van dit soort gedichten richt Stepanova zich ook op de grafische presentatie ervan. Ze maakt zich de collagetechniek eigen en vermengt ‘transrationele’ tekst met geometrische abstractie. Zo introduceert Stepanova klank als een nieuwe kwaliteit in de grafische kunst. Voorbeelden hiervan zijn haar werken Rtny Khomle en Zigra Ar (beiden 1918). Stepanova illustreert ook boeken van één van de grondleggers van de zaumpoëzie, Aleksej Kroetsjonich, waaronder Gly Gly (1918). Zelf maakt ze het boek Gaust Chaba (1919). Ze improviseert hierin volop met klank, geometrie, tekst en beeld.
Haar boek Gaust Chaba wordt door critici een anti-boek genoemd. Criticus Jevgeni Kovtoen schrijft: ‘De enige manier waarop Gaust Chaba relateert aan het concept van een boek is het feit dat de bladzijden kunnen worden omgedraaid’. Stepanova gebruikt voor dit boek krantenpapier dat ze overdwars plaatst en diagonaal bedekt met collages en handgeschreven gedichten. De titelpagina plaatst ze niet vóór maar áchter in het boek.
Stepanova toont haar gedichten en grafische ontwerpen uit deze periode tijdens toonaangevende exposities, zoals de Eerste Tentoonstelling van de Schilderkunst van de Linkse Federatie van de Professionele Unie voor Kunstenaars en Schilders (1918), de Vijfde Staatstentoonstelling (1918) en de Tiende Staatstentoonstelling: Non-figuratieve Creativiteit en Suprematisme (1919).
‘Iedereen feliciteerde me’
In 1919 begint Stepanova met het schilderen van figuren, waarbij ze haar inzicht in lijnen en geometrische vormen toepast. Een cirkel stelt meestal het hoofd van de figuur voor. Rechthoeken en soms driehoeken vormen vaak torso, armen en benen. Stepanova tekent de contouren met onder meer sjablonen, liniaals en passers. Voor een homogene kleurtextuur gebruikt ze een halfdroge borstel. Met een tandwiel rolt ze verf op het papier. Zo ontstaat een repeterend patroon van gekleurde punten.
Stepanova toont haar figuren voor het eerst tijdens de Negentiende Staatstentoonstelling in Moskou (1920). De tentoonstelling versterkt haar positie in de kunstwereld. In haar dagboek schrijft ze: ‘Iedereen feliciteerde me alsof ik jarig was […]. Marc Chagall wilde erg graag weten wat ik verder nog van plan was te doen.’ Ook Wassily Kandinsky is lovend over het werk van Stepanova. In de wandelgangen duidt hij regelmatig allerlei werk met de woorden ‘Varvara’, ‘Varvarisme’ en ‘Varvarische kunst’.
Afscheid van de schilderkunst
Hoe enthousiast haar figuren ook worden ontvangen door critici en gerespecteerde kunstenaars, nog geen jaar later stopt Stepanova met schilderen. Samen met haar man Rodtsjenko en collega-kunstenaars Ljoebov Popova, Alexandra Exter en Alexander Vesnin organiseert ze de spraakmakende tentoonstelling 5 x 5 = 25 in Moskou, die – heel revolutionair – het afscheid inluidt van de schilderkunst. Ze willen voortaan als constructivisten hun kunst in dienst stellen van de communistische staat en alleen nog maar werk maken waar mensen behoefte aan hebben. In de bijbehorende catalogus verklaart Stepanova: ‘De heilige waarde van een kunstwerk als iets unieks is verwoest. Het museum dient voortaan slechts als archief.’
Stepanova ontwerpt nu vooral textiel, kostuums en decors en maakt grafisch werk voor boeken en tijdschriften. Daarnaast geeft ze les aan de Kroepskaja Academie voor Sociaal (Communistisch) Onderwijs en de textielafdeling van de Vkhutemas (Hogere Werkplaatsen voor Kunst en Techniek).
In 1922 neemt Stepanova deel aan belangrijke tentoonstellingen als de Erste russische Kunstaustellung in Berlijn en in 1925 aan de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in Parijs. Deze laatste tentoonstelling vol toegepaste kunst en grafische ontwerpen toont hoe de constructivistische benadering de schilderkunst volledig heeft ingehaald. De schrijver, dichter en literatuurcriticus Osip Brik benadrukt hoe succesvol Stepanova’s werken zijn: ‘Ze tonen aan dat een textielontwerp, net als een schilderij, waarlijk cultuurgoed is.’
Kritiek
Jozef Stalin veroordeelt steeds vaker de constructivistische werken van Stepanova en haar collega-kunstenaars. Hij vindt ze te experimenteel. In 1932 bepaalt hij dat alleen nog maar socialistisch-realistische kunst mag worden gemaakt, waarbij vorm ondergeschikt is aan inhoud.
Stepanova schikt zich naar de nieuw opgestelde richtlijnen. In 1933 ontwerpt ze het omslag voor Stalins De Resultaten van het Eerste Vijfjarenplan. In 1938 illustreert ze het boek Pervaja Konnaja, een uitgave van staatsuitgeverij OGIZ.
Op 20 mei 1958 overlijdt Stepanova in Moskou, twee jaar na de dood van haar man Rodtsjenko.
Cover: Varvara Stepanova, Illustratie voor het gedicht Zigra Ar, 1918. Privé-collectie. Beeld